Kampie.info

Reisverslag Indonesiƫ
(Sumatra, Java en Bali)



Java, feiten en cijfers

Met een oppervlakte van 132.000 km2 is het eiland ruim drie keer zo groot als Nederland. Op het eiland wonen meer dan 114 miljoen inwoners. Daarmee is het het dichtstbevolkte eiland van Indonesië met bijna 900 mensen per vierkante kilometer.

De hoofdstad en tevens residentie van Indonesië, Jakarta, ligt op de noord-westkust van Java. Jakarta met de voorsteden wordt gewoonlijk de Jabotabek genoemd, een acroniem voor Jakarta - Bogor - Tangerang - Bekasi. Deze grootstedelijke regio met een totale oppervlakte van 6400 km² (ongeveer even groot als Noord-Brabant en Limburg tezamen), heeft een bevolking van ongeveer 20 miljoen. Jakarta-stad (met een oppervlakte van 664,32 km²) zelf heeft een bevolkingsaantal van 10 miljoen.

Geografie

Java vormt onderdeel van de 6000 kilometer lange Soendaboog, een eilandenketen die loopt van de Andamanen tot aan de Molukken. Sumatra ligt ten noordwesten van het eiland, en Bali ligt ten oosten ervan. Ten noord-noordoosten ligt Borneo, ten noordoosten Celebes. Ten zuiden liggen Christmaseiland en Cocoseilanden die tot Australië behoren. Aan de noordkant van Java ligt de Javazee, aan de zuidkant ligt de Indische Oceaan.

Met een breedte van 2.000 kilometer en een lengte van ruim 1.000 kilometer is Java het kleinste, maar belangrijkste eiland van de Grote Sunda-eilanden.

Vulkanen en aardbevingen

De lengteas van het eiland wordt gevormd door een keten van een groot aantal vulkanen waaronder de Bromo en de Merapi. De Merapivulkaan is in 2010 voor het laatst uitgebarsten en daardoor zijn veel slachtoffers gevallen. Door vele uitbarstingen behoort de Merapivulkaan tot de 16 gevaarlijkste vulkanen.

Ondanks de verwoestende kracht van de vulkanen waar het eiland van tijd tot tijd mee geconfronteerd wordt, is de aanwezigheid van de vulkanen een zegen voor het eiland. Het eiland heeft haar vruchtbaarheid namelijk te danken aan deze vulkanen. De Javanen hebben hier in de loop van de eeuwen dankbaar gebruik van gemaakt door de vulkaanhellingen tot steeds grotere hoogte te cultiveren.

Tegenover de rijstvelden op de in cultuur gebrachte vulkaanhellingen staan de met dicht weelderig regenwoud overdekte vulkaanhellingen in de bergachtige gebieden zoals die in het Nationaal Park Bromo-Tengger-Semeru en op het Ijen-plateau.

Op zaterdag 27 mei 2006 werd de regio Yogyakarta getroffen door een krachtige aardbeving met een kracht van 6,2 op de schaal van Richter. De regio Bantul, ten zuiden van de stad Yogyakarta, werd het zwaarst getroffen. Op 1 juni 2006 stond het dodental op meer dan 6.200.

Geschiedenis

In de Midden-Javaanse periode (8ste tot de 10e eeuw) was sprake van een hindoeïstisch-boeddhistisch rijk dat zijn centrum in het binnenland van Midden-Java moet hebben gehad. Het rijk was gebaseerd op de klassieke rijstcultuur.

Rond 1000 verschuift het centrum naar Oost-Java (het stroomgebied van de Brantas-rivier). Van hieruit was een directer contact met de zee mogelijk. Het koninkrijk Majapahit (1294 tot 1527) vormde het hoogtepunt van de Oost-Javaanse periode in de Javaanse geschiedenis. Het was een mengsel van een klassieke rijststaat en een maritieme staat. Mojopahit kende een overzeese expansie met als gevolg dat in theorie, Majapahit bijna het hele gebied van het huidige Indonesië beheerste. Met de intensivering van de zeehandel in de 16e eeuw en de komst van de islam verplaatste het zwaartepunt zich naar de noordkust van Java, waar een keten van havensteden ontstond met islamitische heersers die zich losmaakten uit het gezag van Majapahit.

Aan het eind van de 16e eeuw kwam in het hart van Midden-Java (rond het huidige Solo (Surakarta) en Yogyakarta) een nieuwe macht op, het rijk Mataram. De kracht van dit nieuwe centrum was gelegen in de beheersing van de rijstcultuur van het eiland. Toen de VOC op Java arriveerde en Batavia stichtte, maakte het rijk Mataram een snelle expansie door. Alleen het Westen (waaronder Batavia) werd niet door Mataram beheerst.

De architect van de Mataramse expansie was sultan Agung (de grote sultan), die regeerde van 1613 tot 1646. Enkel het westen van Java, met Bantam als belangrijke stapelplaats voor de specerijenhandel, viel niet onder zijn gezag. Ten oosten van Bantam hadden de Nederlanders een fort gebouwd (dit werd later Batavia). Aanvankelijk waren de Nederlands-Javaanse contacten vriendschappelijk. Sultan Agung wilde de Nederlanders als bondgenoot inschakelen om Bantam te onderwerpen. De VOC weigerde waarna de sultan in 1628 en 1629 tevergeefs probeerde om Batavia te veroveren.

De opvolger van sultan Agung, de soesoehoenan (verheven, ook wel soenan of sunan) Amangkurat I, die regeerde van 1646 tot 1677, had minder charisma en trachtte het rijk middels een schrikbewind bijeen te houden. Dit lukte hem niet; het Javaanse rijk begon uiteen te vallen. De banden met de Nederlanders werden weer aangehaald om van hieruit geen moeilijkheden te krijgen. Na 1654 ontstonden er weer problemen omdat de vorst probeerde de handel van de kuststeden opnieuw onder een koninklijk monopolie te stellen. Hierdoor ontstond grote schade voor de VOC.

Vooral op Java hebben grote opstanden en bevrijdingsoorlogen gewoed. Ze waren bijna succesvol. Van 1674 - 1677 was sprake van een opstand onder leiding van de Madoerese prins Trunajaya. In 1677 naderden de opstandelingen de kraton; de Soesoehoenan vluchtte en overleed. Vanaf dat moment raakte de VOC betrokken bij het gezag over Java. Na de dood van Amangkurat I riep zijn zoon, de kroonprins, de hulp van de Nederlanders in. Omdat de opstandelingen al in 1676 de voor Nederland belangrijke noordkustgebieden begonnen te plunderen was na een langdurige interne discussie als besloten om beperkt militair in te grijpen. Dit echter alleen om de belangen aan de Noordoostkust veilig te stellen.

In juli 1677 werd een verdrag gesloten waarbij de Nederlanders hielpen het gezag te herstellen en de Javanen de onkosten hiervan zouden vergoeden en de Nederlanders zouden vrijgesteld worden van de vorstelijke tolheffingen. Zo trok Anthonio Hurdt van 1678 tot 1680 met een huurlingenleger de binnenlanden van Java binnen. De nieuwe vorst kwam echter zijn afspraken met de VOC niet na. Na de moord op de permanente vertegenwoordiger aan het hof, François Tack, werden de directe betrekkingen tussen de VOC en Mataram voor 20 jaar verbroken.

In de loop van de 18e eeuw waren er diverse oorlogen binnen het Javaanse rijk (opvolgingsproblemen en religieuze motieven speelden daarbij vaak een rol). In de jaren veertig werd een opstand van de Chinezen door de kraton gesteund, het gevolg was een complete uitmoording van de Chinezen binnen de muren van Batavia.

De VOC verleende steeds weer steun aan de in haar ogen legitieme Javaanse vorst waarbij steeds verdergaande concessies werden geëist die uitliepen op rechtstreekse verwerving van grondgebied. Geschiedkundigen zijn het niet eens over de rol die de VOC speelde bij het steeds verder uiteenvallen van het Javaanse rijk. Duidelijk is wel dat de VOC geen gerichte politiek voerde om te komen tot gebiedsuitbreiding. De VOC werd als het ware op Java naar binnen gezogen.

In 1755 werd als gevolg van een opvolgingsprobleem het Mataramse rijk in twee delen gesplitst: Surakarta (het huidige Solo) en Yogyakarta. Sindsdien heerste er op Midden-Java een betrekkelijke vrede. De VOC beheerste de gebieden aan de noordkust. De inkomsten daaruit wogen echter niet op tegen de kosten van de oorlogsuitgaven die er in de eerste helft van de 17e eeuw nodig waren om dit gebied te pacificeren. De machtspositie op Java t.o.v. de beide Javaanse rijken werd dan ook minder.

Bij het uitbreken van de 4de Engelse Zeeoorlog moest zelfs een beroep op de Javaanse vorsten worden gedaan voor militaire ondersteuning. Zo werden diverse steden aangevallen door de Engelsen en werd het eiland in 1811 tijdelijk ingenomen door de Engelsen. De Javaanse economie herstelde zich sterk. Door de gebrekkige belastinginning kwam dit vooral ten goede aan de Javaanse boerenstand. De voedselproductie nam sterk toe evenals de bevolking. De rurale economie begon in snel tempo verder te monetariseren. Door zowel het herstel van het gezag als het economisch herstel werden de Javaanse rijken in de eerste decennia van de 19e eeuw een geduchte tegenstander voor de Nederlanders.

In 1825 leidde de Javaanse prins Diponegoro een opstand waarbij hij op een gegeven moment nagenoeg geheel Java onder controle kreeg. De Nederlandse regering dacht er serieus over de archipel op te geven. Maar Diponegoro werd op tijd door verraad uitgeschakeld. In 1830 kwam hij in Magelang (Midden-java) onder bescherming van de witte vlag voor een gesprek met de Nederlandse opperbevelhebber op Java, generaaI De Kock. Deze nam tegen alle geldende regels in Diponegoro gevangen. Diponegoro werd berecht en verbannen. De opstand zakte in elkaar. In het Indonesië van nu wordt Diponegoro als nationale vrijheidsheld vereerd.