Kampie.info

Reisverslag Marokko



Chechaouèn

Marokko

Chechaouèn (circa 25.000 inwoners) ligt op een hoogte van 610 meter aan de voet van meer dan 2.000 meter hoge bergen. Nog niet zo lang geleden was de stad voor 'christenen' verboden gebied, vanwege de aanwezigheid van een heilig graf. Fameus is het bezoek van de ontdekkingsreiziger en monnik Charles de Foucauld, die zich in 1883 voordeed als rabbi, zo binnenkwam en overnachte in de joodse wijk. De Spanjaarden maakten tijdens het protectoraat een einde aan het zelfgekozen isolement van de stad.

Geschiedenis

De geschiedenis van de medina gaat terug tot de late 15e eeuw. Stichter van de stad is sharif Moulay Ali ben Rashid, wiens heiligdom voor de poort Bab el-Aïn staat. Door de val van Granada in 1492 trokken talrijke moslims naar het zuiden, waardoor Chechaouèn in de loop der jaren een sterk Andulusisch karakter kreeg. De Spanjaarden drongen in 1920 met geweld de stad binnen, maar moesten deze vier jaar later weer verlaten door een actie van de Riffijnse leider Abdelkrim. Na zijn nederlaag in 1926 namen de Spanjaarden het bewind in de stad weer over.

De stad

De witte huizen van Chechaouèn zijn trapsgewijs tegen de berghellingen opgetrokken. De nieuwe wijk ligt even buiten de oude stad en heeft als centrum het plein uit de Spaanse tijd (Place Mohammed V). De Bab el-Aïn biedt toegang tot de medina. Place Uta el-Hammam is het belangrijkste plein in de medina. Aan een zijde staat de Grote Moskee met achthoekige minaret en een fontein met een pannendak in verschillende kleuren. Het badhuis of hammam waaraan het plein de naam dankt, dateert uit de 15e eeuw.

De kasba werd onder Moulay Ismaïl gebouwd en is door muren met kantelen omgeven. binnen zijn thans een Andulusische tuin en het museum voor Marokkaanse kunst. De toren van de kasba biedt uitzicht over de stad. Een tweede plein in de medina is de open ruimte voor het Parador Hotel, de Place el-Makhzen. Even buiten de stad ontspringt de bron Ras el-Ma, waarvan het water in kleine watervalletjes omlaag komt.

De sparrenbossen rondom de Tissoeka- en Tassaoet-bergen ten noorden van Chechaouèn zijn uniek in Marokko. Ze zijn de restanten van bossen die eens driemaal meer uitgestrekt waren. De spar - in het Marokkaans shoeh - groeit tussen de 1.500 en 2.000 meter op plaatsen waar veel regen valt. In het zuiden voert de tocht van Chechaouèn naar Ouezzane langs de westelijke uitlopers van het Rifgebergte door de streek van Jebala. De weg volgt de loop van de Oued Loukos. Het water van de slingerende rivier zorgt ervoor dat gedurende de zomer de rode en witte oleanders in volle bloei staan. De berghellingen in de Jabala zijn helaas door het te intensief kappen van hout - ter verkrijging van landbouwgrond - danig geërodeerd.