Kampie.info

Reisverslag Zuid-India



Onaanraakbaren

Het verschijnsel 'onaanraakbaarheid' is net zo uniek als het Indiase kastenstelsel. Dezelfde ideeën over reinheid en onreinheid die aan het kastenstelsel ten grondslag liggen, vormen ook de ideologische rechtvaardiging voor 'onaanraakbaarheid'.

Personen die vuil ophalen, leer bewerken, dood vee opruimen enz. worden als onaanraakbaar beschouwd. Dit houdt in dat lichamelijk contact met hen de reinheid van de hogere kasten zou aantasten. In sommige delen van het land werd zelfs het zien van een onaanraakbare als onrein voor de brahmaan beschouwd. De onaanraakbaren of shudras waren daarom gedwongen aan de rand van het dorp te wonen. Sinds de onafhankelijkheidsbeweging worden onaanraakbaren aangeduid als 'achtergebleven' of 'onderontwikkeld' om hun onderdrukt positie duidelijk te maken. Macadam Gandhi trachtte onaanraakbaarheid op te heffen door sociale hervormingen. Hij noemde onaanraakbaren Harijans (Volk Gods).

Onaanraakbaarheid in haar traditionele vorm is een complex verschijnsel waarbij de verschillende kasten in verschillende mate van sociale afstand bewaren tot de diverse onaanraakbare kasten. Volgens de Indiase wet is het in de praktijk brengen van onaanraakbaarheid strafbaar. India voert een beleid van 'reservations', een stelsel van positieve discriminatie waardoor voormalige onaanraakbaren en sinds 1993 alle als arm geclassificeerde bevolkingsgroepen de kans krijgen zich door onderwijs en werk in maatschappelijk opzicht te verbeteren. Hoewel dit beleid voor aanzienlijke veranderingen in het leven van de onaanraakbaren heeft gezorgd, gaat de strijd voor gelijke behandeling nog steeds door. Vanaf de middeleeuwen hebben groepen onaanraakbaren het hindoeïsme de rug toegekeerd en zich bekeerd tot de islam, het boeddhisme of het christendom om zo aan de ketens van onaanraakbaarheid te ontsnappen.

Ook binnen het hindoeïsme zijn van tijd tot tijd hervormingsbewegingen ontstaan. Dr. B.R. Ambedkar, een van de leidende krachten achter het opstellen van de Indiase grondwet, was een groot voorvechter voor de rechten van onaanraakbaren. Begin jaren dertig had Ambedkar zich ontwikkeld tot een vooraanstaand woordvoerder van de onaanraakbaren. Toen de Britse koloniale regering instemde met de eis van de leiders van de onaanraakbaren om de laagste kasten in India een stem in de politiek te geven, ijverde Ambedkar voor een gescheiden electoraat. Hij vreesde dat verkiezingen die openstonden voor kiezers uit alle kasten nooit door een zelfverzekerde onaanraakbare konden worden gewonnen. Hij wilde onaanraakbare ambtsbekleders die uitsluitend door onaanraakbaren gekozen zouden worden. Gandhi verzette zich uit religieuze overwegingen tegen Ambedkars standpunt; hij vreesde dat seculaire oplossingen voor de kastenproblematiek het hindoeïsme zouden vernietigen. In september 1932, toen het er naar uit zag dat de Britten de kant van Ambedkar zouden kiezen, protesteerde Gandhi met een 'hongerstaking tot de dood'. Toen Gandhi's gezondheid na enkele dagen achteruitging zag Ambedkar zich gedwongen de strijd te staken. Ambedkar kreeg wel de garantie dat de onaanraakbaren zetels zouden krijgen in het wetgevende orgaan, maar door Gandhi's optreden was het momentum voor radicale veranderingen verdwenen. Uiteindelijk heeft de regering heeft een beleid van positieve discriminatie opgezet, waardoor nu een kleine elite van voormalig onaanraakbaren in het bestuursapparaat en de zakenwereld is ontstaan. Afgaande op de statistische gegevens van onbezette plaatsen die aan universiteiten voor onaanraakbaren zijn gereserveerd, mag het duidelijk zijn dat onaanraakbaren nog steeds niet in de positie zijn om optimaal gebruik te maken van de beperkte mogelijkheden die de Indiase overheid hun biedt.