Reisverslag Egypte
Tempel van Horus
De Horustempel in Idfu wordt tot de best bewaarde tempels van Egypte gerekend. Het gebouw is nog bijna helemaal intact, waardoor een compleet beeld van de manier van bouwen wordt gekregen. Toch hebben ook hier christenen hun sporen achtergelaten; delen van de reliëfs zijn weggehakt, waarbij de oorspronkelijke afbeeldingen wel min of meer herkenbaar zijn gebleven.
De tempel van Horus dateert in zijn huidige vorm uit de 3e en 2e eeuw voor Chr. Men vermoedt echter dal al in de vroeg-dynastieke tijd hier, onder leiding van Imhotep, minister en bouwmeester van de piramide van Djoser, een tempel gebouwd werd. Deze tempel is later door Sethi I, Ramses III en Ramses IV verder bewerkt. Uit hun tijd is alleen de basis van de pyloon, die onder Ramses III werd gebouwd, nog over. Ten tijde van de Ptolemeën kwam de huidige tempel op de plaats van de oude te staan. Met de bouw van de tempel werd in 237 voor Chr. begonnen. Na 95 jaar was het werk grotendeels afgerond. De binnenkant was in 212 voor Chr. gereed en alle decoraties werden in 142 voor Chr. aangebracht, waarna de tempel in gebruik werd genomen. Later werden nog de voorhal, de voorhof en de pyloon toegevoegd. Het aanbrengen van de reliëfs hierop nam veel tijd in beslag, maar in 57 voor Chr. was de tempel helemaal klaar. De precieze jaartallen staan vermeld in de op een van de wanden weergegeven bouwgeschiedenis (bij de trap die naar het dak loopt net onder de dakrand).
In vergelijking met de bouwtijd, in totaal 180 jaar, is de tempel slechts korte tijd in gebruik geweest. In 30 voor Chr. kwam er een einde aan de macht van de Ptolemeën en werd Egypte een deel van het door Augustus geleide Romeinse Rijk.
Bij de bouw van de tempel is men uitgegaan van het klassieke bouwschema. Toch is ook hier, net als in Dendara, eenmaal van afgeweken. De tempel staat namelijk naar het zuiden gericht en niet zoals gewoonlijk naar de Nijl. Mogelijk bracht de aard van het bouwterrein deze oriëntatie met zich mee.
Wat meteen opvalt is de enorme pyloon met twee torens, waarop reusachtige reliëfs van de Ptolemeënkoning Auletes en van Horus met zijn valkenkop en dubbele kroon. De gleuven en vierkante gaten in de muren waren voor de vlaggen die de tempel sierden. Gezien de omvang van de gaten moeten het behoorlijke vlaggen zijn geweest.
Na de ingang volgt de grote voorhof met tweeëndertig zuilen langs de wanden. De kapitelen van de zuilen zijn met papyrus en palmmotieven versierd. Op de zuilen en de wanden van de voorhof staat onder meer de offerende koning in basisreliëfs afgebeeld. Naast de ingang is de trap die naar het dak van de pyloon voert. Vanaf de pyloon heeft u een schitterend uitzicht op de tempel, de Nijl en Idfu.
Voor de ingang van het overdekte gedeelte van de tempel houd een granieten valk de wacht; het is een representatie van Horus. De tempel van Idfu is een donkere; er valt weinig licht naar binnen en de zware en dikke zuilen geven een zwaarmoedige indruk. De achter de voorhof liggende voorste zuilenhal ontvangt nog wat binnenvallend licht, maar verderop krijgt het daglicht helemaal geen kans meer. Vergeet daarom niet om een zaklamp mee te nemen.
Achttien inmense zuilen vullen de voorste zuilenhal. Het dak wordt door twaalf pilaren gedragen. De hal zou een minder sombere indruk maken wanner de oorspronkelijke kleurige verflagen van de reliëfs er nog waren. Tussen de hier weer overal aanwezige reliëfs bevinden zich voorstellingen van de bouw van de tempel.
Aan weerszijden van de hal bevinden zich twee kapelletjes. De kapel links werd gebruikt als bewaarplaats voor waterkruiken, die door de hogepriester gebruikt werden bij de reiniging. De reliëfs beelden het reinigen uit. De andere kapel deed dienst als bibliotheek; de papyrusrollen werden er bewaard. Boven de ingang waren reliëfs aangebracht die het horen, zien, voelen en verstand uitbeelden. Helaas zijn deze door vernieling niet meer goed te herkennen.
De volgende ruimte is de achterste zuilenhal met twaalf dikke zuilen waarop offerscènes zijn afgebeeld. De openingen aan de rechterkant geven toegang tot de trap naar het dak en de gang die om de tempel heen loopt. Links leidt een doorgang naar een zaaltje waar reliëfs een Nijlgod tonen, die water aanbeidt aan Horus en zijn echtgenote Hathor. De tweede zaal aan deze zijde werd waarschijnlijk gebruikt als laboratorium, waar reukstoffen en zalven voor de cultus werden gemaakt. De recepten hiervoor staan op de wanden vermeld.
Na de offerzaal en een tussenkamer volt het allerheiligste, waar het beeld van Horus stond. Hier mochten alleen de hogepriester en de koning komen. In het allerheiligste staan nog de schrijn, die uit één brok graniet werd gemaakt. De schrijn is een paar honderd jaar ouder dan de tempel zelf en stond al in het heiligdom dat voor de bouw van deze tempel werd gebruikt. De reliëfs tonen de koning in zijn hoedanigheid als hogepriester.
Aan de gang rondom het allerheiligste liggen tien kamers. Vanaf links in de gang zijn dat de bewaarplaats van de kleding, de bewaarplaats van de kroon en ander goud- en zilverwerk, drie vertrekken die betrekking hebben op de Osiris-cultus, een Horus-kamer, twee doorverbonden kamers voor de maangod Khons, een kamer voor Re en ten slotte een kamer waar de godinnen Nekhbet en Nephtys vereerd werden. Voor de ingang van het allerheiligste zijn ook nog twee kamers in beide zijwanden. De linker kamer was gewijd aan Min, de vruchtbaarheidsgod. De kamer aan de rechterkant werd gebruikt voor verschillende ceremonies, zoals het reinigen. In de kamer van Horus, pal achter het allerheiligste, staat een reproductie van de houten boot waarmee Horus zijn jaarlijkse tocht naar zijn echtgenote in Dendara maakte.
De buitenste omgang van de tempel, in totaal enkele honderden meters lang, is door het grote aantal uiteenlopende reliëfs een indrukwekkend geheel. Aan de westkant staan scènes afgebeeld van de strijd van Horus tegen de krokodillen en Nijlpaarden, die hij in opdracht van Re-Harakhte tracht te verslaan.