Reisverslag Egypte
Kom Ombo
Begin 19de eeuw werd begonnen met het verbouwen van suikerriet, dat in de plaatselijke suikerfabriek verwerkt wordt. De suiker vormt nu een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de bewoners van Kom Ombo. Het inwonertal is flink gestegen toen de overheid de stad aanwees als een van de nieuwe woonplaatsen voor de Nubiërs, die las gevolg van de aanleg van stuwdammen, hun huizen moesten verlaten.
Kom Ombo ligt ongeveer 175 kilometer ten zuiden van Luxor, 60 kilometer onder Idfu en 50 kilometer ten noorden van Aswan. Op een lage heuvel in een bocht van de Nijl werd ten tijde van de Ptolomeën de robuuste tempel van Kom Ombo gebouwd. Een felukka, palmen, zacht golvend riet en de licht glooiende woestijn vormen het uitzicht van de tempel.De tempel van Haroëris en Sobek
De vroege belangstelling voor Kom Ombo hing samen met de ligging aan de handelsroute, die naar de rode Zee liep, om de daar gelegerde garnizoenen te bevoorraden. Er is van de tweede helft van de 2e eeuw v.Chr. tot begin 3e eeuw na Chr. aan de tempel gebouwd. De laatste eeuwen werden echter alleen meer decoraties aangebracht op de al bestaande tempel. Ondanks de hoge ligging heeft de Nijl kans gezien de voorhof tijdens de jaarlijkse overstromingen aan te tasten. Toch is het grootste gedeelte van de tempel in goede conditie gebleven en zijn de meeste reliëfs, waarmee de muren bedekt zijn nog haarscherp.
Vruchtbaarheidsgod Sobek en Haroëris (een variant van Horus) waren de twee hoofdgoden die in deze tempel vereerd werden. Beide zijn gemakkelijk te herkennen; Sobek heeft een krokodillenkop, Haroëris wordt voorgesteld met een valkenkop. In plaats van twee aparte tempels voor de goden heeft men hier gekozen voor één, in de lengte doormidden gedeelde tempel. De oostelijke helft (vanaf de ingang rechts) is aan Sobek gewijd, de westkant is voor Haroëris. Door deze opmerkelijke deling ontstonden twee praktisch symmetrische helften.
Krokodillengod Sobek was de belangrijkste god van de Fiyum, de grote oase ten zuiden van Cairo. In Boven-Egypte werd de krokodil verbonden met Seth, die gruwelijke dingen met Osiris deed en dus alles behalve geliefd was. De krokodil werd hierom met gemengde gevoelens bekeken. Te meer daar echte krokodillen met hun grote bekken en onverwachte snelheid een serieus gevaar voor de mensen waren. in Kom Ombo werd echter anders tegen de reptielen aangekeken. In de tijd dat de tempel in gebruik was wemelde het van de krokodillen in de Nijl. Ze werden als heilige beesten beschouwd en ze hadden een speciaal bassin bij de tempel waar ze lekker konden poedelen. In de Hathor-kapel, rechts van de tempel, liggen enkele mummies van krokodillen.
De eerste pyloon wordt bereikt via een kleine trap. Veel is er niet van overgebleven, zeker in vergelijking met de tweede pyloon. Dat de tempel in de lengte is opgesplitst is bij de ingang al te zien aan de twee toegangsopeningen, van elkaar gescheiden door een pijler waarvan alleen de onderste helft over is. In alle andere vertrekken van de tempel zijn twee deuropeningen aangebracht.
De voorhof was verfraaid met zestien zuilen, waarvan alleen de onderste delen behouden zijn. De reliëfs op de zuilen stellen de Romeinse keizer Tiberius voor, die vlak voor onze jaartelling aan de macht was. Hij brengt offers aan de goden. Op de muren die voorhof en zuilenhal scheiden staan aan de rechterkant reliëfs van de Ptolemeën-koning XIII (Neos Dionysus) in gezelschap van Horus, Toth met de ibiskop en Sobek.
De tien zuilen van de grote zuilenhal hebben kapitelen met verschillende bloem- en palmbladmotieven. Ook hier staat de offerende koning op de zuilen afgebeeld. Op de wand aan de rechterkant staat een beeldverhaal van het in gebruik nemen van de tempel. Zo strooit Neos Dionysus wierook in de tempel en biedt hij Geb, god van de aarde, en diens vrouw Nuth, godin van de hemel, bloemen aan. Op de linkerwand is ondermeer te zien dat Haroëris wijn aangeboden krijgt van de koning. Het plafond van de zuilenhal is bedekt met reliëfs van gieren, die plaatselijke godinnen voorstellen, en met sterren en astronomische figuren die ook op de architraaf (dat deel van de zuilen waar het plafond op rust) staan afgebeeld.
De kleine zuilenhal is op de afmetingen na in grote trekken gelijk aan de vorige. Er staan ook tien zuilen en de reliëfs behandelen dezelfde onderwerpen.
Voor de twee heiligdommen liggen drie tussenkamers. Het merendeel van de reliëfs gaan over het voorbereiden en brengen van offers aan de verschillende goden. Het allerheiligste bestaat uit twee kamers: de linker is voor Haroëris, de rechter voor Sobek. Beide zijn erg beschadigd.
Het deel van de tempel dat overdekt was (vanaf de grote zuilenhal) is omgeven door twee muren, waartussen twee gangen om de tempel heen lopen. De binnenste omgang bestaat aan de kant van het allerheiligste uit zeven onduidelijke kleine kamertjes. De onvoltooide reliëfs laten tal van offertaferelen zien. Vanaf de voorhof kan men in de buitenste omgang komen, die tijdens het bewind van verschillende Romeinse keizers is gedecoreerd. Daar waar de linkergang van de buitenste omgang naar rechts buigt is op de rechtermuur een bijzonder reliëf te zien; naast mystieke symbolen is een tafel afgebeeld met, naar men aanneemt, het instrumentarium van een chirurg. Een ander opvallen reliëf in de buitenste gang is dat van zestien gevangenen, die de namen dragen van vijandige gebieden. Een onvriendelijke leeuw probeert in de vastgebonden handen van een van hen te bijten.