Reisverslag Kenia / Tanzania
Serengeti National Park
![]() |
Het Serengeti National Park is een absolute must voor iedereen die Noord-Tanzania op safari gaat. Door de enorme uitgestrektheid en de grote concentraties wild die het park kenmerken, geniet het park een wereldwijde bekendheid en is het de afgelopen decennia onderwerp van veel studies naar het gedrag van dieren en de interactie tussen dieren en mensen geweest.
Serengeti, dat zijn naam ontleent aan het Maasai-woord seringet dat heel toepasselijk wijde plek betekent, is grofweg op te delen in vier gebieden: kale grasvlaktes in het zuiden, een savannelandschap met acacia's in het midden, een bebost gebied in het westen en de Western Corridor, die wordt gedomineerd door de Simiti heuvels en de Grumeti rivier. In het midden van het park ligt Seronera Village, waar de meeste Tanzanianen die werkzaam zijn in Serengeti wonen en waar een aantal winkeltjes en eenvoudige restaurants zijn. Het Serengeti National Park vormt een geheel met het Masai Mara National Park in Kenia.
Serengeti heeft twee topattracties: de kopjes en de jaarlijkse migratie van wildebeesten en zebra's. De zogenaamde kopjes (een Engels woord met een overduidelijke Nederlandse oorsprong) zijn grote ronde rotsblokken van graniet, die als eilandjes verspreid liggen in het landschap. Omdat ze iets boven het landschap uitsteken zijn ze een perfect uitzichtspunt voor leeuwen en luipaarden, die er dan ook vaak gesignaleerd worden. Een trotse leeuw of gracieus luipaard die vanaf zo'n kopje zijn jachtgebied overziet is een onvergetelijk gezicht. de Moru Kopjes zijn de meest bekende, maar ook de Simba, Gol en Barafu kopjes zijn plaatsen die vaak worden bezocht. Aangezien er om de meeste kopjes een zandweg loopt kan het wild van zeer dichtbij worden bekeken. Andere zoogdieren die u tijdens een safari door de Serengeti ongetwijfeld tegen zult zien zijn talloze Thomson's en Grant's gazellen, Topi's, hartebeesten, wrattenzwijnen, hyena's en cheeta's. Daarnaast zijn er meer dan 500 verschillende vogelsoorten gesignaleerd, dus vogelliefhebbers kunnen er hun hart ophalen. In de Grumeti-rivier wemelt het van de krokodillen. Olifanten zijn er niet veel meer in de Serengeti en u zult er tevergeefs zoeken naar neushoorns. Serengeti is door zijn enorme oppervlakte moeilijk te bewaken en stropers hebben hun werk grondig gedaan.
Naast
de kopjes is de jaarlijkse migratie van wildebeesten een tweede fenomeen dat de
Serengeti zo bijzonder maakt. De tocht van ongeveer 600 km begint eind mei,
begin juni. Alsof er iemand op een onhoorbaar fluitje heeft geblazen verlaten
tienduizenden wildebeesten, vergezeld van kuddes zebra's, de steeds droger
wordende vlaktes ten zuiden van Seronera op weg naar het noorden, op zoek naar
water en een plak waar het gras nog groen is. Het hoefgetrappel, de stofwolken
en het constante geluid dat de dieren maken zijn er spektakel dat zijn weerga
niet kent. Lang niet alle wildebeesten voltooien de tocht met succes, want de
uittocht wordt op de voet gevolgd door leeuwen, cheeta's en hyena's. bovendien
wordt de oversteek van de Grumeti en Mara-rivier honderden wildebeesten
noodlottig. De migratiecyclus telt vier periodes: van december tot mei bevolken
de wildebeesten de vlaktes in het zuiden. In deze tijd worden de kalveren
geboren. In mei en juni bereiden de wildebeesten zich voor op de trek naar het
noorden. De volwassen mannetjes bakenen hun territorium af en vechten met andere
mannetjes om de gunsten van een vrouwtje. Van juli tot oktober trekken de
wildebeesten massaal naar het westen en noorden. In november begint de
terugtocht naar het zuiden, waar door de korte regentijd weer vers gras is. In
december bevinden de meeste wildebeesten zich weer ten zuiden van Seronera en is
de cyclus voltooid.