Kampie.info

Reisverslag Peru



Titicacameer

Het Titicacameer, het hoogstgelegen bevaarbare meer ter wereld, is het centrum van een gebied waar duizenden kleine boeren in hun eigen levensonderhoud voorzien door te vissen in het ijskoude water, aardappelen verbouwen op het rotsachtige omliggende land of lama's en alpaca's te hoeden op hoogten waar Europeanen en Noord-Amerikanen alleen maar naar adem kunnen happen. Het is ook het gebied waar nog steeds sporen zijn te vinden van het rijke indiaanse verleden dat zich in de voorbije eeuwen verzette tegen de agressieve campagne van de Spaanse veroveraars om (pre-)Incaculturen uit de roeien en dat in de huidige tijd weerstand biedt aan de verleidingen van modernisering.

Het Titicacameer, de natuurlijke grens tussen Peru en Bolivia, heeft een oppervlakte van meer dan 8000 km2, de ruim dertig eilanden niet meegerekend. Gelegen op 3856 meter boven de zeespiegel heeft het twee klimaten; koel en regenachtig of koel en droog. 's Avonds wordt het er heel erg koud, van juni tot en met augustus daalt de temperatuur tot onder het vriespunt. Overdag schijnt de zon er zo fel dat veel bezoekers last krijgen van zonnebrand.

Volgens overleveringen is de Incabeschaving voorgekomen uit dit meer. Voordat de Inca's kwamen waren het meer en zijn eilanden heilige plaatsen voor de Aymará-indianen. Het centrum van hun beschaving in Tiahuanaco, thans een complex van ruïnes aan de Boliviaanse kant van het Titicacameer maar eens een hogelijk vereerd tempelterrein met zeer geavanceerde irrigatietechnieken.

Onder geologen bestaat er geen overeenstemming wat betreft het ontstaan van het Titicacameer, hoewel het vermoedelijk een gletsjermeer is geweest. Non-conformistische wetenschappers gaan ervan uit dat het een vulkanische oorsprong heeft. Honderd jaar geleden nam men algemeen aan dat het Titicacameer een reusachtige bergkrater was. Enkele conservatievellingen houden vast aan de opvatting dat het meer ooit deel uit maakte van een rivierenstelsel dat in verbinding stond met de Grote Oceaan.

Volgens de indiaanse legende heeft de zonnegod zijn kinderen, Manco Capac en zijn zuster Mama Ocllo verwekt in de ijskoude wateren van het meer met de bedoeling dat zij Cuzco en het begin van de Incadynastie zouden stichten. Later, tijdens de Spaanse verovering, zou het meer in gebruik zijn genomen als heilige schatkamer voor het goud van het keizerrijk. Tot de voorwerpen waarvan wordt beweerd dat ze op de bodem van het meer begraven liggen, behoort de gouden ketting van Inca Huascar. Het sieraad zou 2000 kg wegen en in de Tempel van de Zon in Cuzco zijn bewaard totdat loyale indianen het in het meer gooiden om te voorkomen dat het in Spaanse handen zou vallen. Oceanograaf Jaques Yves Cousteau heeft twee maanden lang met mini-onderzeeërs de diepten van het meer onderzocht, maar er geen goud aangetroffen. Tot grote verbazing van de wetenschappelijke wereld ontdekte hij er wel een 60 cm lange, driekleurige kikker die schijnbaar nooit boven water komt.